e kritiek op de ggz viert hoogtij en dat heeft een grond, het systeem kraakt in haar voegen. De berichtgeving is echter overmatig negatief, het lijkt alsof er niets deugt. Een triest hoogtepunt vormde een artikel op www.socialevraagstukken.nl van 11.11.21, een betoog van Ed van Hoorn, waarin hij de ggz vergelijkt met een fricandel, verslavend en slecht voor je gezondheid.
Het is een negativiteit die de sector ondergraaft, dat is ook de bedoeling van Van Hoorn. Voor zijn gemak kiepert hij de baten bij het grof vuil. Mijn stelling is dat de ggz veel meer gebaat is bij een zorgvuldig debat, waarin aandacht is voor waarin de ggz tekort schiet én voor wat ze wél te bieden heeft.
Het gelijk van Van Hoorn
Ed van Hoorn heeft wel degelijk een punt, de ggz heeft haar zaken niet goed op orde.
Allereerst is daar het uitdijende probleem van de wachtlijsten, die in Coronatijd de ggz boven het hoofd gegroeid zijn. Ruth Peetoom van ggz Nederland moet in Trouw (061121) deemoedig het hoofd buigen en ziet het probleem als onoplosbaar. Er is een uitdijende zorgvraag, die niet gepareerd kan worden.
Andere kritiekpunten behelzen met name de relatief lage effectiviteit ( overigens niet lager dan die van de lichamelijke gezondheidszorg, maar daar heeft niemand het over!), de stigmatisering, de uitstoting, de individualisering van maatschappelijke problemen, de DSM-gekte, de onoverzichtelijkheid van de sector, de bureaucratie, de overmatige specialisatie en de uitdijende kosten.
Deze kritiekpunten zijn zichtbaar in hulp die lang niet altijd helpt, van het kastje naar de muur gestuurd worden, wanhoop over veel te lang wachten, leven met het stigma ‘psychiatrisch patiënt’, voedingsbodem voor uitstoting. Regelmatig is de twijfel op zijn plaats of iemand wel in de ggz thuishoort, het leven is nu eenmaal ook lijden, dat is niet allemaal pathologisch. Ook zijn er vaak te veel hulpverleners bij een cliënt betrokken, samenwerken wordt dan een haast gekmakend probleem.
De iatrogene schade van de ggz
Van Hoorn rept terecht van de ‘iatrogene schade’ van de ggz. Hij maakt echter niet aannemelijk dat die groter is dan de baten. Die baten benoemt hij niet. Maar dat is onterecht.
Het ongelijk van Van Hoorn, over wat de ggz te bieden heeft
De werkelijkheid van de ggz is veelkleurig, onttrekt zich aan negativistische betogen, er gaat van alles mis, maar ook van alles goed. Dag in, dag uit vinden er vele betekenisvolle ontmoetingen plaats tussen cliënten en hulpverleners. Veel cliënten worden geholpen, ze voelen zich begrepen en gerespecteerd, ze komen verder in hun zoektocht om hun leven een leefbare vorm te geven. Dat betreft zo’n 55 tot 60 % van de cliënten. Die geluiden horen ik en mijn collega’s dagelijks, ‘bedankt voor de fijne gesprekken’, ‘ik was radeloos, gelukkig heeft x mij door deze periode heen gelaveerd ’, ‘mijn dochter voelt zich gehoord en serieus genomen’, ‘ik ben een beter mens geworden’, ‘ik kan beter met mijn klachten omgaan’.
De houding en motivatie van de hulpverleners wil ik apart belichten. In 2020 heb ik een vijftal diepte-interviews afgenomen bij collega hulpverleners, een paar GZ-psychologen, een psychomotorisch therapeut en een kinder- en jeugdpsychiater. Ik was op zoek naar hun persoonlijke balans in het spanningsveld tussen bezieling en regels. Wat ik aantrof raakte me, ik zag vijf collega’s met een grote betrokkenheid bij hun cliënten, met respect, nuance en zorgvuldigheid, deskundigheid en zelfinzicht.
Authentiek bevlogen hulpverleners
Ze spraken van een prachtig vak, het ‘helpen van kwetsbare patiënten’, het waren personen die authentiek, bevlogen en heel menselijk met hun vak bezig waren, mooi om te zien. Dat stijgt ver uit boven wat met regels aan te sturen valt. Ik herkende deze houding bovendien uit mijn contacten met collega’s in intervisie en werkverbanden.
Naar een zorgvuldig debat
De realiteit van de ggz, de teleurstelling en de verwarring maar ook de daadwerkelijke hulp aan wanhopige cliënten door vaak betrokken hulpverleners, het vraagt om nuance en een zorgvuldig debat. Daartoe kan de ggz de bijdrage van Van Hoorn missen als kiespijn, het is voor de sector een beledigend en beschadigend stuk. Wat bezielt de redactie van Sociale Vraagstukken om zo’n betoog te plaatsen, vraag ik mij af.
Een zeer kritisch doch betrokken bijdrage aan het debat dat het kind niet met het badwater over boord kiepert, wordt geleverd door Damiaan Denys in zijn boek ‘Het tekort van het teveel’(2020). Je hoeft het niet eens te zijn met zijn betoog, zie bijvoorbeeld ook Sociale Vraagstukken (230921), maar hij beschrijft en overdenkt het complexe geheel en dat is wat er nu nodig is.
Vertrouwen is een kwetsbaar goed
Het vertrouwen in de ggz is veel lager dan in de lichamelijke gezondheidszorg, rond 40 % tegenover 80 %. (Van der Schee, 2016) Of dat terecht is of niet is hier niet aan de orde. Maar vertrouwen is een kwetsbaar goed. Het raakt de kern van de behandeling, cliënten en hulpverleners zijn dan ook niet gebaat bij beledigende stukken, wel bij een zorgvuldig debat over de complexe realiteit van de ggz.
Bert Vendrik, 071221
www.bertvendrik.nl
Geplaatst op sociale vraagstukken.nl 091221