e laatste jaren neemt de kritiek op de jeugdzorg hand over hand toe. Dat is begrijpelijk. Met de toenemende berichten over een verslechterde geestelijke gezondheid van onze jeugd, wordt ook duidelijk dat de jeugdzorg hooguit een deel van de oplossing kan zijn. Maar er is meer aan de hand. De jeugdzorg krijgt felle kritiek op haar perspectief, haar effectiviteit en haar eigen belangen. Is die kritiek terecht en hoe ziet een positief-kritische jeugdzorg er uit?
De jeugdzorg is deel van het probleem
Onlangs nog schilderden Peer van der Helm en Bert Wienen op socialevraagstukken.nl een negatief beeld van de jeugdzorg, de therapieën zouden nauwelijks effectief zijn, en er zou onvoldoende aandacht besteed worden aan fundamentele vervreemdende processen zoals competitie, consumentisme en zingeving zoals Herbert Marcuse al in 1964 in ‘De eendimensionale mens’ beschreef.
Andere auteurs hekelen de eigen belangen van de jeugdzorg, waardoor een voorheen publieke dienst onder invloed van het marktmechanisme is uitgegroeid tot een ware hulpindustrie. Onlangs nog wees Flip Jan van Oenen er op dat de jeugdzorg haar eigen effectiviteit steevast te rooskleurig voorstelt. (NRC, 160423)
De toename van problematiek als gevolg van de tóename van het hulpaanbod
Hij ziet de toename van problemen contra-intuïtief als een gevolg van een toename van het hulpaanbod en de daarmee gepaard gaande pathologisering van normaal menselijk leed. Mensen nemen een slachtofferidentiteit aan en willen leniging van hun ‘klachten’. Flip Jan van Oenen staat in een lange traditie van kritiek op de psychologische en psychiatrische hulpverlening, van Jan Foudraine met ‘Wie is van Hout’ en de antipsychiatrie uit de jaren ’70 tot Trudy Dehue met ‘De Depressie-epidemie’ en ‘Betere Mensen’.
De jeugdzorg is óok deel van de oplossing
Tegenover dit kritische geluid staat de jeugdzorg met haar reden van bestaan: het lenigen van psychosociaal leed van kinderen en jongeren met behulp van psychologische diagnostiek en behandeling.
Duizenden jeugdzorgwerkers werken zich uit de naad.
Duizenden jeugdzorgwerkers werken zich uit de naad om dit te bereiken. Ze zijn gedreven in hun vak, ik zie het dagelijks om me heen. Ze besteden energie aan de kwaliteit ervan middels scholing, intervisie, supervisie en werkervaring. De organisatie van de jeugdzorg in basis ggz, specialistische ggz, hoogspecialistische ggz, jeugdbescherming, ambulante begeleiding, medische psychologie, specialistische klinieken, verslavingszorg etc. is indrukwekkend. Al die gedreven en geïnspireerde energie wegzetten als hulpindustrie, nauwelijks effectief en narrowminded, dat is op haar beurt weinig kritisch en geeft meer blijk van een gebrek aan realiteitszin dan van een fijnzinnig antwoord op het leed van velen.
Naar een positief-kritische jeugdzorg
Het uitgangspunt van een positief-kritische jeugdzorg moet het reële antwoord op de concrete hulpvraag van de jongere met zijn leed zijn. Kijk uit met maatschappelijke vergezichten in de praktijk van de dagelijkse hulpverlening.
Deze tijd vraagt om radicale stappen
Tegelijkertijd vraagt deze tijd om radicale stappen, ik zeg het Flip Jan van Oenen na. Ik kom tot een opdracht voor een positief-kritische jeugdzorg in vier keuzes.
Er is allereerst veel ‘klein leed’ dat onverbrekelijk onderdeel is van het leven en niet gepathologiseerd moet worden. Sharon Stellaard wees hier pas nog op.(Volkskrant 180323) ‘De norm (voor het probleemgedrag) is wellicht te strak gesteld.’ Denk aan de lichte gevallen van ADHD, van ASS, van depressie, van rouw, van faalangst, pas opgelopen trauma. De lichte gevallen vragen steun in eigen kring, communicatie met elkaar, acceptatie, verdragen, een inclusieve samenleving. De hulpverlening moet leren ‘Nee’ te zeggen op deze aanmeldingen. Daarnaast speelt die strakke norm ook door in de bril waarmee we naar meer ernstige problematiek kijken.
Dan is er het leed waar de jeugdzorg geen goed antwoord op heeft, denk aan vechtscheidingen en veel vormen van multicomplexe problematiek. In de loop van de afgelopen decennia is het aantal hulpverleners dat hierbij betrokken wordt enorm toegenomen. De mate van machteloosheid in de aanpak van een vorm van jeugdproblematiek is tegenwoordig evenredig met het aantal betrokken hulpverleners. De daadkracht lijdt hier erg onder. Het kost bovendien enorm veel menskracht en geld en het resultaat is vaak heel matig. Wat veel te weinig, haast niet gezegd wordt is dat het probleem door de hulpverlening slecht oplosbaar is, dat uitbreiding van de hulp of doorverwijzing naar intensievere, meer specialistische hulp lang niet altijd werkt.
Een derde keus betreft het leed dat niet primair van psychosociale aard maar eerder van culturele, economische of maatschappelijke aard is. Zo is de jeugdzorg beperkt effectief in haar hulp voor jongeren om zich teweer te stellen tegen prestatiedruk of de druk om sociaal te scoren, populair te zijn in een maatschappij die daar erg veel belang aan hecht en jongeren uitstoot die niet aan allerhande hoge normen voldoen. Denk ook aan de kinderen van ouders die in armoede verkeren, met slechte behuizing en onderwijs van achterblijvende kwaliteit, zo betoogt Mischa de Winter. (Vk110223) De jeugdzorg kan hierin slechts een kleine rol spelen en moet die bal steeds weer bij de samenleving terugleggen. Daarnaast dient de jeugdzorg de maatschappelijke factor met de jongere, de ouders en het onderwijs te bespreken. Niet pathologiseren maar steun en bewustwording is het parool.
Het leed waar de jeugdzorg echt het verschil kan maken.
Ten vierde is er het leed waar de jeugdzorg echt een verschil kan maken, het gaat dan om primair psychische problematiek, de kinderen en jongeren met serieuze angsten of depressies, met ernstige ADHD, met alles doordringend autisme, met langerbestaand invaliderend psychotrauma, met persoonlijkheidsproblematiek in ontwikkeling, met gezins- en opvoedingsproblematiek. De effectiviteit van de hulp is niet ‘groot’, niet ‘klein’, maar ‘matig’, 55 % waarbij de cliënt zelf een groot aandeel levert, laten we daar eerlijk over zijn.
Mijn hoop is dat met een dergelijk pakket de jeugdzorg weer haar professionele logica volgt en zich te weer stelt tegen de marktlogica, want dat lijkt een belangrijke aanjager zowel aan de kant van de vraag in de vorm van o.a. het oplopen van de psychische druk als aan de aanbodkant in de vorm van het laten uitdijen van de zorg. Het vraagt moed en ethisch besef van de professionals om gebaande paden te verlaten, tegen genoemde trends in, op een belangrijke zoektocht naar een reële en verantwoorde jeugdzorg.
Bert Vendrik, 2023
Dit artikel is geplaatst op www.socialevraagstukken.nl dd. 120923 en op www.ggztotaal.nl dd. 231023